Voor de tweede keer in zes jaar tijd staat Sophie naast mij op mijn balkon. Ze draagt mijn schoonste trui en T-shirt en ik een joggingbroek vol voedselvlekken en het T-shirt waar ik al tweeëneenhalve maand in slaap. Tussen ons in staan twee mokken kamillethee gevaarlijk op de rand van het balkon te balanceren.
Zes jaar geleden, toen zij net aan dezelfde opleiding als ik begon en ik al drie keer was blijven zitten, stonden we hier ook. Ze had blonde krullen, nog nooit rode wijn gedronken en wilde later gaan werken bij haar favoriete regionale krant. Vandaag heeft ze rood geverfd haar, drinkt ze wijn als water en steekt ze om de zoveel tijd een nieuwe sigaret op. Van het laatste restje aluminiumfolie, dat vanmorgen nog om mijn broodje met kaas zat gewikkeld, heb ik voor haar een geïmproviseerde asbak gevouwen, waar ze tevreden haar sigarettenas in aftikt.
'Hoe gaat het met je?' vraagt ze.
'Ik weet gewoon niet wat ik wil', antwoord ik. 'Ik ben straks afgestudeerd. En dan? Wie wil er nou iemand inhuren die zes jaar doet over iets dat ook in vier jaar kan?’
‘Helpt het als ik zeg dat ik in je geloof?’
‘Ik weet dat je in mij gelooft en ik geloof ook in jou, maar wat als geloven niet genoeg is? Ik
wil dat alles in één keer goed komt, want ik kan niets anders dan dit. Ik heb geen vangnet.’
‘Zullen we, nadat je bent afgestudeerd, elke maand afspreken? En als ik een opdracht krijg die
jij kan, noem ik jouw naam. En als jij een opdracht krijg die ik kan, noem jij mijn naam. Dan ben ik je vangnetje. Bel me als je niets meer zeker weet.’
‘Ik denk dat ik overmorgen om zes uur ‘s ochtends, vlak na je nachtdienst, niets meer zeker weet.’
‘Lul. Je weet wat ik bedoel.’
‘En ik weet dat je opneemt, hoe vroeg ik je ook bel.’
‘Die quote die aan je muur hangt, hè? Zeer prettig? Hou dat vast. En weet je wat je altijd tegen mij zegt?’
‘Misschien komt niet alles in een keer goed, maar wel telkens een beetje beter.’
Sophie neemt een extra grote slok thee en het laatste trekje van haar sigaret.
‘Precies. Alles komt telkens een beetje beter. En nu stoppen met vallen, want in september vang ik je pas weer op.’